Artikel

Nummer 2022-586
Auteurs
Titel Editorial
Bron NIPR 2022, afl. 4, p. 629-630
PDF /pdf/2022-586.pdf
Artikel

EDITORIAL

Marek Zilinsky*

Voor u ligt de laatste NIPR-aflevering van het jaar 2022. Behalve het repertorium op de rechtspraak op het terrein van het internationaal privaatrecht, bevat deze aflevering twee bijdragen. De eerste in het Engels geschreven bijdrage van Ian Sumner en Lisette Frohn is een verhandeling over de bescherming van meerderjarigen in het internationaal privaatrecht. In de tweede door Kasper Krzeminski geschreven bijdrage staat een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJEU) centraal dat gevolgen heeft voor het vrije verkeer van rechterlijke beslissingen in de Europese Unie.

In de bijdrage over de bescherming van meerderjarigen in het internationaal privaatrecht staan Lisette Frohn en Ian Sumner uitvoerig stil bij het Haags Meerderjarigenbeschermingsverdrag.1 Dit verdrag is voor Nederland niet in werking getreden. De auteurs wijzen erop dat Nederland geen noodzaak ziet dit verdrag te ratificeren. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is dat de regeling uit het verdrag in Nederland in de rechtspraktijk al wordt toegepast. Frohn en Sumner bespreken het verdrag en de Nederlandse rechtspraktijk met betrekking tot meerderjarigenbescherming. Zij wijzen ook op de Europese ontwikkelingen op dit rechtsterrein. Zij prijzen de internationale initiatieven die tot doel hebben de regels inzake meerderjarigenbescherming te harmoniseren omdat deze aan de veiligheid en gemoedsrust van kwetsbare volwassenen bijdragen. Zij wijzen er tevens op dat men niet mag vergeten dat nieuwe regels niet altijd aan rechtszekerheid bijdragen; men moet er ook voor zorgen dat juridische professionals de interactie tussen verschillende instrumenten begrijpen. Niet mag worden vergeten dat een samenloop van regelingen tot extra onzekerheid kan leiden. Zij spreken de hoop uit dat Nederland spoedig het Haags verdrag ratificeert zodat kwetsbare volwassenen de bescherming krijgen die zij in grensoverschrijdende situaties nodig hebben, mede gezien de demografische en sociale veranderingen die momenteel plaatsvinden in heel Europa en de bredere wereld.

Kasper Krzeminski bespreekt het arrest van het HvJEU in de zaak J/H Limited.2 In dit arrest stond de vraag centraal of een beslissing van de Engelse rechter waarin de Engelse rechter in een verkorte procedure een in een lidstaat wonende verweerder tot betaling van een bedrag conform een tweetal beslissingen van de rechter in Jordanië heeft veroordeeld, als een beslissing in de zin van artikel 2 onder a Brussel I-bis kan worden aangemerkt.3 Het HvJEU overweegt dat dit wel het geval is zodat zo’n beslissing voor de erkenning en tenuitvoerlegging onder deze verordening vatbaar is. Dit brengt mee dat een beslissing van een rechter van een derde staat van het door de Verordening Brussel I-bis geïntroduceerde vrije verkeer van rechterlijke beslissingen kan genieten. Volgens het HvJEU kan de erkenning en dus ook de tenuitvoerlegging van zo’n beslissing onder omstandigheden in de lidstaat van tenuitvoerlegging, afhankelijk van de in de lidstaat van herkomst gevoerde verweren, met een beroep op de openbare orde in de zin van artikel 45 lid 1 onder a Brussel I-bis worden tegenhouden. Kasper Krzeminski wijst ook op de gevolgen van dit arrest van het HvJEU voor de Nederlandse praktijk, in het bijzonder de gevolgen ervan voor de mogelijke erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing uit een zgn. Gazprombank-procedure.4

Beide bijdragen raken zeer actuele onderwerpen. De maatschappij en daarmee ook het rechtsverkeer worden steeds internationaler en ingewikkelder. Duidelijkheid is gewenst. Maar ook voorzichtigheid is geboden.

In het repertorium op de rechtspraak staan in deze aflevering, net als dat altijd het geval is, verschillende rechterlijke uitspraken op het terrein van het internationaal privaatrecht. Zo vindt u er opgenomen het arrest van het HvJEU inzake de erkenning van een administratieve echtscheiding op basis van de Verordening Brussel II-bis,5 het Prestige-arrest6 over de nadere uitwerking van de verhouding tussen de Verordening Brussel I-bis en arbitrage alsmede het Tilman-arrest7 over de forumkeuze in algemene voorwaarden. De redactie brengt niet alleen deze arresten maar ook de overige rechtspraak, zoals bijvoorbeeld het vonnis van de rechtbank Amsterdam in de TikTok-zaak,8 graag onder de aandacht van de NIPR-lezers en nodigt iedereen uit die er belangstelling voor heeft, een noot of een artikel over de in deze rechtspraak aan de orde gekomen problematiek te schrijven.

Notes

* Adviseur bij Houthoff te Amsterdam en universitair docent internationaal privaatrecht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Vrije Universiteit Amsterdam. Tevens redacteur van het tijdschrift.

1 Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen, ’s-Gravenhage, 13 januari 2000, Trb. 2000, 10. Zie ook https://www.hcch.net/en/instruments/conventions/full-text/?cid=71.

2 HvJEU 7 april 2022, zaak C-568/20, ECLI:EU:C:2022:264, NJ 2022/213, m.nt. L Strikwerda, NIPR 2022, 288.

3 Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1-32.

4 HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838, NJ 2015/478, m.nt. Th.M. de Boer, NIPR 2014, 381 (Gazprombank/Bensadon).

5 HvJEU 15 november 2022, zaak C-646/20, ECLI:EU:C:2022:879, NIPR 2022, 470.

6 HvJEU 20 juni 2022, zaak C-700/20, ECLI:EU:C:2022:488, NIPR 2022, 544.

7 HvJEU 24 november 2022, zaak C-358/21, ECLI:EU:C:2022:923, NIPR 2022, 549.

8 Rb. Amsterdam 9 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6488, NIPR 2022, 556.